Afgelopen week bezochten wij een drietal oorlogsgraven en herinneringsmonumenten in Duitsland. Sandbostel, Neuengamme en Meppen-Dalum.
In mei 1945, net na de bevrijding door de Engelsen, overleed daar onze ome Piet. Ome Piet, een 3 jaar oudere broer van mijn moeder. Zevende in de rij van elf Ursemmen. De tweede Piet van het gezin. De eerste overleed al kort na geboorte en ook deze tweede ome Piet werd niet oud.
Als jochie van 19 zat hij ondergedoken bij de familie Breg om maar niet te werk worden gesteld in nazi Duitsland. Hij werd verraden en samen met zijn leeftijdsgenoot en collega Piet Breg (zoon van het gezin waar hij zat ondergedoken) opgepakt. Beiden Pieten waren leerling-kapper en in Amersfoort, het eerste centrale kamp vanwaar ‘de reis’, het transport naar Duitsland, verder ging, kreeg ome Piet de opdracht om daar de mensen die net als hij gevangen waren genomen kaal te scheren. Ome Piet weigerde.
Het transport ging verder naar Neuengamme, het grootste concentratiekamp in Noord-Oost Duitsland. Uiteindelijk belandde hij in Meppen-Dalum en toen daar zijn gezondheid slecht werd is hij op dodentransport naar het kamp Sandbostel gezet.
Na de bevrijding zit een meisje van zeventien jaar, mijn moeder, met haar broertjes en zusjes op dat moment met hun harten vol hoop in Wognum te wachten op een positief bericht uit Duitsland. Er zou nu toch wel eens een keer een positief bericht komen?
Dat meisje van net zeventien, dat op haar vierde al haar moeder had verloren. Dat meisje van zeventien kreeg de rol van huishoudster op zich. Zonder veel waardering van haar vader en met een slechte relatie met de twee stiefmoeders die haar moeder waren opgevolgd. Alsjeblieft, nu een keer positief nieuws…..
Ja, dat kwam. Het Rode Kruis stuurt een bericht aan mijn opa. “Uw zoon Piet is in april levend aangetroffen in het kamp Sandbostel en zal spoedig weer terug keren naar huis.”
De slingers worden opgehangen en als één van de weinige auto’s het huis waar de slingers hangen passeert in die dagen veert het hele gezin op. Helaas, Piet komt nooit terug. In 1949, vier jaar na de oorlog, komt pas het officiele bericht van zijn overlijden. In mei 1945, vlak na de bevrijding is hij overleden. Bezweken na de ontberingen die hij heeft moeten doorstaan. De herinneringsdienst in de kerk en een Katholiek bidprentje is wat er rest.
Het leven gaat door. Hard werken en ook herinner ik dat er hard werd gefeest en gelachen in de familie. Gesproken over ome Piet wordt er nauwelijks. Op 4 mei zijn we stil. En in die stilte wordt er ook niet over Piet gesproken. Niet over het onmetelijk verdriet wat er gevoeld is in die dagen. Niet over het gemis. Niet over de impact die het heeft op een meisje van zeventien.
Mijn moeder stierf een paar jaar geleden op 93 jarige leeftijd. En de laatste jaren van haar leven ging het steeds vaker over haar moeder die ze nooit had gekend. En over ome Piet. Dat dat toch zo’n lieve jongen was geweest. Gelijk aan haar moeder. Mijn oma. Dat was ook de liefste vrouw geweest die er maar kon bestaan, zei mijn moeder. Dat hadden velen haar verteld…
Nu gingen wij met vijf broers en drie neven naar die plekken in Duitsland. Waarom eigenlijk? Om ome Piet weer een plek te geven? Om hem te eren? Om te voelen hoe het moet zijn geweest daar?
De reden was vast voor ieder van ons anders. Zoals de Duitse gids in Sandbostel zei: “Ik kan nooit, echt nooit, in de schoenen van de ander, van jullie, staan, om te voelen hoe het moet zijn geweest. Maar de compassie waamee ze sprak en ons meenam hoe het toen daar moet zijn geweest raakte ons allemaal diep.
Bij het fenomeen familieopstellingen, het denken over hoe familiesystemen invloed hebben op alles en iedereen in dat systeem, wordt onderscheid gemaakt in het persoonlijk geweten, het familiegeweten en de evolutionaire kracht. En daarbij zijn de volgende leidende principes van kracht:
- ordening, met andere woorden, welke plek neem je in;
- binding, hoor ik er bij of hoor ik er niet bij. Word ik in- of uitgesloten;
- is er balans in ontvangen en geven? Niet materieel, maar emotioneel;.
- en als laatste, erkennen aan jezelf en aan anderen dat iets is zoals het is, zonder het te willen veranderen.
In de afgelopen dagen ben ik door Duitsland op een of andere manier door die lagen gelopen en veel gedacht hoe de hierboven genoemde principes invloed hebben gehad. Op mijn opa. En daarme op een meisje van zeventien, mijn moeder, met haar broertjes en zusjes. En daarmee op ons. Mijn broers en neven. En op mij.
Het duurde tot laat in de vorige eeuw, begin van deze eeuw, dat er op vele plekken in Duitsland mentale ruimte kwam om herinneringsmonumenten te maken van die plekken waar de meest verschrikkelijke dingen zijn gebeurd. Ze hebben dat op de plekken in Sandbostel, Neunengamme en Meppen op indrukwekkende wijze vorm gegeven. Misschien nog meer dan dat, raakte mij de enorme bevlogenheid en compassie waarmee de mensen daar, ons meenamen om onze ome Piet een nog grotere plek in ons hart te geven.
De dagen in Duitsland waren indrukwekkend mooi. Overdag op bijzondere plekken gedenken, herdenken en erkennen van wat er is geweest. ‘s Avonds enorm veel verhalen over de band die wij met elkaar hebben en verschrikkelijk veel gelachen. Door een groepje Duitse jongeren werden we op het terras van het cafe uitgedaagd. Uitgedaagd om een lied te zingen. En nadat ik vertelde wat de reden van ons bezoek aan Duitsland was, zongen we het lied “Ode aan West Friesland”. Daarin wordt bezongen hoe mensen die vanuit Westfriesland zijn geëmigreerd, ver weg van huis, altijd nog terug verlangen naar dat speciale stukje Nederland.
“West Friesland, West Friesland, ik verlang naar jou”, zo zongen we. De Duitse jongeren luisterden. Stil en onder de indruk. In 1945, de verschrikkingen van het concentratiekamp ondergaand, zal die tekstregel ook bij onze ome Piet in zijn hoofd hebben geklonken.
Terug in Wognum, West Friesland, bij het afscheid van elkaar, word ik geraakt doordat ik voel hoe wij de bijzondere band die wij als broers en neven hebben verder hebben verstevigd deze dagen.
En ik mijmer, alles op zijn plek en alles op zijn tijd….